De economische bloei van Amersfoort in de veertiende en vijftiende eeuw dreef voornamelijk op het bierbrouwen en textielnijverheid. Later kwamen daar ook andere vormen van industrie bij, zoals de wasverwerkingsfabriek Erdal, machinefabrieken en andere meer kleinschalige bedrijven. Hieronder een overzicht van een aantal van deze bedrijfspanden.
Arnhemseweg 47-49
Het kenmerkende pand op nummer 47 en het naastgelegen woonhuis zijn waarschijnlijk omstreeks 1912 gebouwd in opdracht van A. Kraan. In 1921 was hier het timmerbedrijf van de heer Blanken gevestigd. Het werd in 1929 als viltfabriek in gebruik genomen door de Nederlandse Viltmaatschappij. De laatste jaren was er een tuinwinkel gevestigd, die een paar jaar geleden werd gesloten.
Wasverwerkingsfabriek Erdal
De voormalige Erdal-fabriek op de hoek van de Kleine Koppel en de Brabantsestraat werd in 1936 gebouwd naar ontwerp van de Amsterdamse architect Philip Anne Warners (1888-1952). De uitvoering lag in handen van H.G.L. Foks uit Hengelo. De NV. Maatschappij voor Waschverwerking Erdal, herkenbaar aan het beeldmerk met de pelikaan, bezat grote bekendheid met producten als: Erdal schonecrèmes, Peli wrijfwas, Duc schuurpoeder, Ridder poetsextrakt, Erdalin kachelpasta en Vlido vliegenvangers. De fabriek was voor haar tijd zeer modern. Oorspronkelijk bestond deze onder andere uit een blikdrukkerij, een blikemballagestraat, een wassmelterij en –gieterij, een inpakkerij, een kantoorgebouw, een laboratorium en een conciërgewoning. Een opvallend element was de slanke toren, waarop de firmanaam was aangebracht.
De kern van dit fabriekscomplex wordt gevormd door het buiten Eemzicht, ook wel Schippersgild genoemd, dat waarschijnlijk werd gebouwd tussen 1830 en 1850. In 1885 begon de heer B.W. Speelberg in het huis een blekerij. In 1899 sloot hij een contract met het Rijk voor het wassen van militaire goederen, waardoor uitbreiding noodzakelijk bleek. Op het naastliggende perceel aan de noordzijde werd een groot pand met drie etages gebouwd, dat werd ontworpen door de Amersfoortse architect Wouter Salomons. Van dit gebouwdeel is thans alleen de onderbouw oorspronkelijk. Nadat het bedrijf failliet was gegaan, startte in 1918 de firma Dalton hier met de productie van essences ‘en andere chemische producten’. In 1927 werd het complex gekocht door Tjarko de Vries, die in 1923 ook al de naastgelegen farmaceutische fabriek Prana aan de Sluisstraat had gekocht. Hij voegde de beide terreinen samen en zette er zijn Wascholinefabriek voort, die sinds 1907 aan de Arnhemseweg gevestigd was geweest. Tevens werden in dat jaar door de firma De Ridder de fabrieksschoorsteen en het bijbehorende ketelhuis gebouwd. Het bedrijf werd in 1929, kort voor het begin van de depressie, gekocht door Unilever. In 1931 werden links naast het voormalige herenhuis de droogloodsen met de kenmerkende accoladedaken gebouwd. De expeditieloodsen aan de rechterzijde werden in 1952 gebouwd naar ontwerp van de architect Eygelaar. Begin jaren zeventig werd het complex verkocht aan Morton, die er vooral industriële lijmen maakte.
Morton werd kort voor de eeuwwisseling overgenomen door het Amerikaanse Rohm & Haas, die het bedrijf in 2002 sloot. Het complex werd ternauwernood van de sloop gered. De fabrieksschoorsteen en de loodsen aan de linkerzijde zullen waarschijnlijk worden aangewezen als gemeentelijk monument.
Sinds 7 aug 2008 gemeentelijk monument
Plantsoen Noord bij 2-4
De volmolen naast de Koppelpoort werd gebouwd in 1645. Op mechanische wijze werden hier, met behulp van water uit de Beek, wollen weefsels vervilt. De volmolen is waarschijnlijk maar kort in bedrijf geweest. Nu is het pand in gebruik als woonhuis en wordt het gerestaureerd. Het pand is een rijksmonument. De ijzeren stuw naast de volmolen, op de plek waar het water van de Beek en De Eem samenkomen, werd gebouwd in 1911 door de firma Ensink & Co uit Hilversum, naar een ontwerp van cameraar (stadsbestuurder) W.Chr. Jansen. De stuw is van het type Stoney en bestaat in feite uit een schuif, die het waterpeil in de Beek regelt. Het oorspronkelijke raderwerk aan de bovenzijde is in de loop der tijd verdwenen. De stuw is een rijksmonument.
Soesterweg 564-568
De heer H.S.N. Menko uit Amsterdam liet in 1916, aan de straat die toen nog Soesterstraatweg heette, een vleesch-conserven-fabriek bouwen. Het ontwerp was in 1915 gemaakt door de architect H.A. Pothoven uit Amersfoort. Het oorspronkelijke gebouw, toen gelegen aan de straatzijde, is anno 2005 nauwelijks meer herkenbaar; het ligt midden in het gebouwencomplex. Het bestond onder andere uit een maalderij, een worsterij, een rookerij en een darmenmagazijn. Al in 1917 is een uitbreiding van het machinepark gerealiseerd naar ontwerp van de Enschedese architect Arend Beltman. Omstreeks 1920 is het bedrijf overgenomen door E. Noack’s Koninklijke Fijne
Vleeschwaren- en Conservenfabrieken. De ene uitbreiding volgde op de andere. Lokalen voor droging, koeling en rokerij werden bijgebouwd, een kantine werd ingericht, kantoren volgden, motoren werden geplaatst en steeds was Pothoven de architect. In de jaren zestig sloot de fabriek en werd het bedrijf door de toenmalige eigenaar Zwanenberg verkocht aan de vleeswarenfabriek Manon, die in 1980 failliet ging. Naderhand kocht
De Slegte de opstallen om er zijn boekenmagazijn te vestigen. In 2005 vertrok deze naar Almere.
Verhoevenstraat 89
Het pand aan de Verhoevenstraat werd omstreeks 1918 gebouwd in opdracht van de heer Achterberg, die er een machinefabriek en kopergieterij in vestigde. De werkplaats wisselde enkele malen van eigenaar. In 1933 begon Binsbergen er een roomijsfabriek. Vanaf 1958 was het pand eigendom van de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Hoogland,
die er een verkooppunt van ijs in onderbracht. Sinds 1979 is het pand eigendom van een autoreparatiebedrijf.